Druiven



  In Italië mag een boer een vast contingent van een halve hectare wijn verbouwen voor eigen gebruik. Wil hij uitbreiden, dan zal hij een deel bij een andere boer moeten wegkopen. Het totale wijnareaal ligt hiermee vast en is dus politiek beheersbaar. Adriaan maakt gebruik van deze regeling.

  De wijncyclus start in februari met het bewerken van de grond en het snoeien van de wijnranken. Het bewerken van de grond dient onder meer om te voorkomen, dat in de droge periode gras of onkruid onder de planten groeit. Deze ruimte moet vrij blijven voor de druiventrossen en er moet een krat onder kunnen waarin de trossen tijdens het oogsten worden opgevangen.  In april lopen de wijnranken uit. Ze zijn erg vatbaar voor meeldauw en worden twee keer per maand met zwavelpoeder geneveld. Half mei begint de bloei. Overtollige bloesem wordt gepluisd en tijdens de bloei wordt niet geneveld. Eind augustus beginnen de vroege rassen te rijpen. De latere rassen volgen in oktober. Om het rijpingsproces te bevorderen worden bladeren, die verhinderen dat de zon de druiven bereikt, verwijderd. Naast meeldauw zijn druiven ook vatbaar voor roest. Roest wordt bestreden met kopersulfaat. Er worden alleen de hier genoemde minerale bestrijdingsmiddelen gebruikt. Chemische middelen zijn taboe.

  Het tijdstip, waarop de wijnoogst begint is sterk afhankelijk van de weersomstandigheden. Voor Adriaan is dit het mooiste moment van de teelt. Nog enkele dagen hard werken en dan zal blijken wat de arbeid van acht maanden heeft opgeleverd. Geholpen door zijn gezinsleden en/of gasten worden de druiven geoogst en in kratten naar een plaats achter het woonhuis gebracht. Daar worden de druiven gekneusd, dat wil zeggen: met een speciaal apparaat worden de stengels van de druiven gescheiden en de schil open gedrukt. De gekneusde druiven worden in een vat gestort. Vanaf dat moment begint de gisting. Tijdens dit proces zakt het sap uit de gekneusde druiven, terwijl de schillen, de pitten en de stelen een afdeklaag vormen boven op het sap. Deze laag mag niet uitdrogen en wordt gedurende een aantal weken gedompeld. Daarvoor wordt een hoeveelheid van het vat afgetapt en bovenin terug gestort. Na deze periode wordt de afdeklaag uitgeperst. Het sap wordt aan het vat toegevoegd. Na circa 6 maanden (voor witte wijn enkele maanden meer) is het rijpingsproces afgelopen. Het druivensap is wijn geworden, doordat  de schillen en de pitten hun smaak aan het sap hebben afgegeven en de suiker is omgezet in alcohol.

Kenners zeggen in de smaak de wijnstreek te kunnen herkennen. Kom het ook eens proberen!